Het is lente! Het gezellige getsjirp van onze huismussen is weer te horen en het veldwerkseizoen is begonnen! Gewapend met verrekijker, gespitste oren en smartphone om onze waarnemingen in vast te leggen, gaan we weer op pad om deze gezellige vogeltjes te inventariseren. Deze inventarisaties vinden vaak in (wat oudere) woonwijken plaats. Als je dan pal voor iemands huis met een verrekijker naar het dak staat te staren, dan kan je verwachten dat daar vragen over komen. Deze gesprekjes zijn vaak heel leuk. Wij leggen graag uit wat wij komen doen, meestal gevolgd door een enthousiaste reactie van de bewoner; ‘Wat leuk, die zitten hier genoeg. Ze zitten graag in mijn tuin en ik geef ze regelmatig wat voer!’
Soms krijgen we ook wel verbaasde reacties: ‘Beschermd? Er zitten er hier heel veel, het is toch een heel gewoon vogeltje?’ De huismus (Passer domesticus) was inderdaad ooit de meest algemene broedvogel in Nederland. Helaas is het aantal huismussen sinds de jaren zeventig zo sterk in aantal afgenomen dat het aantal tegenwoordig vermoedelijk gehalveerd is (bron: Sovon). Dit komt onder andere doordat nieuwe huizen goed zijn geïsoleerd en daken ontoegankelijk zijn geworden. Oudere huizen worden steeds vaker gerenoveerd waardoor nestplekken verdwijnen. Daarnaast speelt ook de verstening van tuinen, predatie door huiskatten en het beheer van stedelijk groen een rol. Parken worden steeds ‘strakker’ en opgeruimder met minder struiken om te schuilen en minder insectenrijke planten voor voedsel.
Dat brutale bruine vogeltje dat jouw koekje steelt als je koffie zit te drinken op een gezellig terrasje
De huismus is sterk verbonden aan de mens. U kent hem misschien wel uit uw eigen tuin of wijk of als dat brutale bruine vogeltje dat vaak bij terrasjes te vinden is. Behalve dat hij zo nu en dan een koekje steelt, zo is mij overkomen, geeft de huismus nagenoeg geen overlast. Het vogeltje broedt in of tegen gebouwen in dorpen, steden en landelijk gebied met veel groen. De huismus bouwt zijn nest het liefst onder dakpannen en in kieren en gaten in muren. Ook achter een regenpijp bij gevelbegroeiing (klimop) langs gebouwen kan je soms een nest vinden en in mussenkasten. Huismussen bouwen rommelige, vaak goed verstopte nesten. De nesten zijn te herkennen aan stro, veertjes en takjes die uitsteken. De huismus is een standvogel. Dat betekent dat huismussen het gehele jaar door aanwezig zijn en ook het gehele jaar door gebruik maken van hun nest. De huismus stelt wel wat eisen aan zijn leefomgeving. Binnen een straal van 50 meter moet er nestgelegenheid, schuilgelegenheid (doornige struiken, groenblijvende struiken, coniferen, klimop), voedsel (plantaardig en insecten), drinkwater en plekken voor een lekker stofbad aanwezig zijn. Het grootste deel van de mussen die in dorpen en steden leven brengen hun hele leven door binnen een straal van enkele honderden meters van hun geboorteplek.
Beschermd en op de Rode Lijst
De huismus is vandaag de dag een beschermde vogel (artikel 3.1 van de Wet natuurbescherming) en staat sinds 2004 op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels. Huismussen mogen volgens de wet niet opzettelijk verstoord, gevangen of gedood worden. Nesten van huismussen zijn het gehele jaar beschermd en mogen niet worden verwijderd of beschadigd. Ook moet er rekening gehouden worden met het leefgebied van de huismus, denk bijvoorbeeld aan voedsel- en slaapplekken.
Ecologisch onderzoek
Wanneer er activiteiten gaan plaatsvinden in een gebied waarbij mogelijk sprake kan zijn van verstoring van de huismus, bijvoorbeeld een renovatie, sloopwerkzaamheden of isolatie, dan dient er eerst een ecologisch onderzoek plaats te vinden. Hier komen wij om de hoek kijken; wij gaan na óf er huismussen zitten, waar mogelijke nestplaatsen zijn en welke functie het gebied heeft voor de huismus. Daarna kijken we naar het effect van de activiteiten op de huismus, welke maatregelen er genomen moeten worden om de bescherming van de huismus volgens de wet te waarborgen en of er ontheffing aangevraagd moet worden. Op deze manier kunnen projecten gewoon doorgang vinden en ondervinden huismuspopulaties er geen nadelige gevolgen van.