Voor veel wilde vogels en zoogdieren is een netwerk van schuilplekken van levensbelang. Op of in deze schuilplekken wordt namelijk gefoerageerd, het wordt gebruikt als slaapplek, ze zoeken er dekking bij gevaar, gebruiken het als nestgelegenheid en het maakt verplaatsing en dus verbinding van leefgebieden en genetische uitwisseling mogelijk. Schuilplaatsen maken daarmee een essentieel onderdeel uit van het leefgebied van veel soorten.
Door ons huidige landgebruik worden schuilplekken in ons landschap steeds schaarser. Zo worden erven in het buitengebied steeds opgeruimder en het grondgebruik daaromheen steeds intensiever. Hierdoor is minder ruimte voor schuilplekken die meestal zijn ontstaan op extensief gebruikte stukjes grond. Zo verdwijnen oude schuurtjes verdwijnen en worden rommelhoekjes opgeruimd. De noodzaak voor dit soort opruimacties is vaak wel te begrijpen maar schuilplaatsen die op deze manier verdwijnen worden maar zelden gecompenseerd. Dat is jammer want zo brokkelt leefgebied en biodiversiteit af.
De aanleg of compensatie van een schuilplek is gemakkelijk, kost niet veel ruimte en hoeft er niet rommelig uit te zien. Ook kost de aanleg ervan vaak niet meer dan een paar uurtjes en blijft de schuilplek vele jaren van waarde voor de biodiversiteit in een gebied. Er zijn vele mogelijkheden denkbaar voor de aanleg van schuilplaatsen waarvan we hier een simpel voorbeeld welke geschikt is voor bijvoorbeeld een bunzing, haas of patrijs.
De aanleg van een takkenhoop.
Voor meer praktische tips over verbetering van het leefgebied verwijzen we naar onderstaande handleiding. Ondanks dat deze is gericht op bunzing, wezel en hermelijn liften een groot aantal andere diersoorten zoals amfibieën mee in de aanleg van dergelijke maatregelen.