Iedereen die naar buiten gaat komt wel eens sporen van wilde dieren tegen. De meest herkenbare sporen zijn voetafdrukken. Prenten noemen we die. Prenten van hoefdieren vind je meestal op zachte ondergrond zoals op een zandpad in het bos. Ook kan je hun uitwerpselen vaak vinden langs wildwissels en op rustplaatsen. Maar hoe kan je de sporen van elkaar onderscheiden?
In Nederland kennen we vier soorten wilde hoefdieren; ree, damhert, edelhert en wild zwijn. Sporadisch worden er exotische hoefdieren gemeld zoals muntjak en sikahert, maar die worden hier buiten beschouwing gelaten. Prenten van ree kan je in bijna heel Nederland aantreffen en ook die van wild zwijn vinden we steeds vaker buiten de bekende leefgebieden. Wanneer je iets vindt is het dus belangrijk om goed te kijken en te weten waar je op moet letten.
Herkenning van hoefdierprenten
Prenten van hoefdieren hebben allen duidelijke kenmerken. Maar een getekend silhouet in een sporenboekje ziet er toch net even iets anders uit dan een prent in het veld. Hieronder enkele voorbeelden uit de praktijk.
Afdruk ree (Bron: Sil Westra) | Afdruk edelhert (Bron: Sil Westra) | Afdruk wild zwijn (Bron: Sil Westra) |
Hierboven staan van links naar rechts prent van ree, edelhert en wild zwijn. In tegenstelling tot prenten van de drie hertachtigen, zijn zwijnenprenten ter hoogte van de bijhoeven het breedst. Bovendien drukken de bijhoeven bij hertachtigen meestal niet af.
Prent van damhert (de kop van de sleutel is ongeveer even groot als het muntstuk op bovenstaande foto’s) (Bron: Sil Westra)
Prenten van ree zijn maximaal 4,5 centimeter in lengte en verreweg het kleinst van de vier hier behandelde hoefdieren. Ze ogen vaak smal en spits. De bijhoeven drukken meestal niet af. Als de bijhoeven wel afdrukken kan de prent verward worden met die van wild zwijn, vooral van de biggen daarvan. Een belangrijk kenmerk van reeënprenten is dat de bijhoeven nooit breder zijn dan de voorhoeven. Paslengte bij stap is zo’n vijftig centimeter.
Prenten van damhert zijn maximaal acht centimeter in lengte. De vorm van de prenten zijn in verhouding wat ronder dan die van ree en smaller dan die van edelhert. Paslengte in stap is zo’n zestig centimeter.
Prenten van edelhert zijn maximaal twaalf centimeter in lengte en verreweg het grootst van de drie hier behandelde hertachtigen. De prenten ogen veel ronder dan die van ree en damhert. Bijhoeven worden zelden afgedrukt. Paslengte bij stap is zo’n honderdtwintig centimeter.
Prenten van wild zwijn zijn maximaal twaalf centimeter in lengte en over het algemeen ogen ze breder dan prenten van hertachtigen. Bijhoeven drukken vrijwel altijd af. In tegenstelling tot prenten van de drie hertachtigen, zijn zwijnenprenten ter hoogte van de bijhoeven het breedst. Paslengte bij stap is zo’n veertig centimeter.
Herkenning van hoefdieruitwerpselen
Uitwerpselen van de drie hertachtigen ree, damhert en edelhert zien er uit als dropjes. Ze hebben nagenoeg dezelfde vorm maar verschillen sterk in grootte. Kijk eens goed naar de onderstaande praktijkvoorbeelden.
Keutels ree (Bron: Sil Westra) | Keutels damhert (Bron: Sil Westra) | Keutels edelhert (Bron: Sil Westra) |
Hertachtigen zijn planteneters en produceren strengen van eikelvormige keutels. Ze liggen meestal met enkele tientallen bijeen. De inhoud van de keutels is homogeen en bestaat uit zeer kleine plantenvezels. Reeënkeutels zijn ongeveer tien millimeter lang. Vaak is één kant hol. Het puntje is minder prominent dan bij keutels van damhert en edelhert. Keutels van damhert zijn ongeveer vijftien millimeter lang. Die van edelhert zijn zo’n vijfentwintig millimeter lang en hebben meestal aan een kant een punt en aan de andere kant een holte. Die vorm ontstaat door het puntje van de achterliggende keutel. Soms blijven keutels als klonten aan elkaar hangen. Dat geldt voor alle drie de bovenstaande soorten en met name in de zomer als er veel sappig voedsel wordt gegeten.
Afmetingen van keutels. Van links naar rechts ree, damhert, edelhert (Bron: Sil Westra)
Uitwerpselen van wild zwijn kunnen zeer variabel zijn omdat het een echte alleseter is. Meestal zijn de uitwerpselen in klonten aan elkaar gekleefde bolvormige keutels. Meestal valt de streng uit elkaar in meerdere stukken, waardoor de lengte wisselt. De breedte is zo’n acht centimemter en niet homogeen. Er kan van alles in teruggevonden worden, zoals fragmenten van planten en dieren. De geur is onaangenaam en zuur.
Overige sporen
Naast prenten en uitwerpselen zijn er natuurlijk veel meer sporen van hoefdieren te vinden zoals krabplekken (ligplekken), schuurbomen, zoelplekken, wroetsporen, haren en afgeworpen geweistangen.
Krabplek van ree (Bron: Sil Westra) | Schuurboom van ree (Bron: Sil Westra) |
Neusputjes van wild zwijn (Bron: Sil Westra)
Wroetsporen van wild zwijn (Bron: Sil Westra)
Zoelplek plus schuurboom van wild zwijn (Bron: Sil Westra)
Kom jij ook wel eens een prent of uitwerpselen tegen?
Geef je waarnemingen door op telmee.nl of waarneming.nl. Zo help je mee de verspreiding van hoefdieren beter in kaart te brengen. Maak een duidelijke foto van het spoor inclusief een referentie voor de grootte (bijvoorbeeld een muntstuk). Voeg de foto toe bij je waarneming.
Tekst en foto’s: Sil Westra, Silvavir
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op Nature Today: Wilde hoefdieren: herkenning van sporen